Toen ik 17 was deed ik op mijn middelbare school mee aan een voorstelling. Ik speelde in het toneelstuk Kees de jongen naar het boek van Theo Thijssen. Ik was de moeder van Kees. Een rol die misschien nogal ver afstond van de belevingswereld van een zeventienjarige. Ik leerde breien en aardappels schillen en te moederen over een jongen die mijn zoon speelde en die in werkelijkheid een jaar jonger was dan ik. Alles eraan vond ik geweldig. Het hele proces. De repetities, de groepsdynamiek, kostuums uitzoeken, uitlichten, oefenen met rekwisieten en overgangen. Alles alles alles. Ik was ergens aangeland waar ik thuishoorde. Bij het applaus op de première stroomden de tranen over mijn wangen. Geen verdriet. Een overweldigend gevoel van alles. Dit was het. Hier moest ik zijn. Spelen. Ik was een speler.
Toen gebeurde het leven. En ondanks wat voorzichtige pogingen leek niets toe te leiden naar een groots en meeslepend bestaan als steractrice. Onzekerheid nam bezit van mijn hart en ik zocht zijwegen om toch ‘iets met theater’ te kunnen doen. Ik werd dramadocent, regisseur, theatermaker met en voor kinderen. Alles leuk en fijn, geweldig zelfs soms, maar nooit meer zo allesomvattend als toen.
Een jaar of wat geleden hoorde ik mijn kinderen (op dat moment allemaal nog onder de 10 jaar) met elkaar bespreken wat ze het mooiste vonden dat ze ooit hadden gedaan. Automatisch beantwoordde ik in mijn hoofd die vraag: Op het toneel staan met Kees de jongen. Oh en au. Dat was al heel lang geleden en heel erg voorbij. Het werd duidelijk dat er een onvervuld verlangen was. Ik ging voorzichtig zoeken. Vond theatersport, begon met De Toneeljuf. Zou dat het dan zijn?
En ineens vorig jaar zag ik op Facebook een oproep ‘Actrice gezocht’ bij een theatergroep in een plaats in de buurt. Een soort landingsbaan van lichtjes ging aan in mijn binnenste. Dit! Die oproep was voor mij. Gelijk weer twijfel natuurlijk. Overleggen met mijn liefste mensen: DOE HET, PROBEER, KIJK MAAR WAAR JE UITKOMT. En nu ben ik hier. Afgelopen weekend de première van Familie. Met zijn zessen spelen we dit stuk. Alles eraan is geweldig. Het hele proces. Ik ben waar ik moet zijn. Dertig jaar na Kees de jongen ben ik weer op de plek waar ik thuishoor. Er zit een mensenleven tussen toen en nu. Maar wat is het mooi. Ik ben een speler.